De werking van stuwingsregen, föhnwind, loefzijde,lijzijde en het adiabatisch proces :aardrijkskunde

Описание к видео De werking van stuwingsregen, föhnwind, loefzijde,lijzijde en het adiabatisch proces :aardrijkskunde

De werking van stuwingsregen, föhnwind, loefzijde,lijzijde en het adiabatisch proces in wolken:aardrijkskunde
spel:http://www.purposegames.com/game/stuw...

Stuwingsneerslag
Stuwingsneerslag wordt veroorzaakt door wolken die tegen de loefzijde van gebergte stuiten en dan naar boven worden geduwd. De wolken koelen door het naar boven gaan steeds meer af waardoor het gaat regenen. Een voorbeeld is Bangladesh, omdat dit land aan de voet van het Himalayagebergte is gelegen regent het daar heel vaak. Het regenseizoen wordt moesson genoemd.Regenschaduw is het verschijnsel waarbij er aan de lijzijde van bergketens beduidend minder neerslag valt dan aan de loefzijde. Dit effect is over het algemeen sterker naarmate de bergen hoger zijn. Zie het lemma föhn voor de verklaring van het ontstaan van een regenschaduw.
Bekende voorbeelden zijn : de Gobiwoestijn, Death Valley, de Atacamawoestijn. Maar ook in West-Europa komt het verschijnsel voor, al is het minder sterk daar de bergketens meestal ook niet zo hoog zijn. Zo valt er in de Elzas betrekkelijk weinig neerslag, ca. 500--600 mm per jaar. Ten westen van deze streek liggen de Vogezen, die een deel van de regen uit depressies uit het westen opvangen.Een proces is adiabatisch als er geen warmte met de omgeving wordt uitgewisseld. De verzameling punten in een grafiek die een systeem doorloopt tijdens zo'n proces vormt een isolijn die men een adiabaat noemt.Meteorologie[bewerken]



Temperatuur-hoogte-diagram:
██ Droog-adiabaten
██ verzadigd-adiabaten
De processen die lucht in de atmosfeer ondergaat, zijn te onderscheiden in isobarische processen en adiabatische processen. Bij een isobarisch proces blijft de luchtdruk in een luchthoeveelheid ongeveer gelijk. Horizontale luchtbewegingen (advectie) zijn bij benadering isobarisch waar warmte-uitwisseling met de omgeving plaats kan vinden.
Bij adiabatische processen kunnen onder meer druk en temperatuur wel veranderen, maar is er vrijwel geen warmte-uitwisseling met de omgeving. Verticale luchtbewegingen (convectie en subsidentie) verlopen adiabatisch. Een stijgende luchtbel koelt dus niet af omdat de omgevende lucht kouder wordt, maar omdat de luchtdruk afneemt, waardoor deze uitzet. Dit kost arbeid, die door de luchtbel geleverd moet worden. Hierdoor daalt de temperatuur van de opstijgende luchtbel maar stijgt deze als de luchtbel daalt.Het dauwpunt is de temperatuur waarbij bij gelijkblijvende dampdruk condensatie optreedt.
Koude lucht kan minder waterdamp bevatten dan warme lucht en raakt bij voldoende isobare afkoeling verzadigd met waterdamp, de relatieve luchtvochtigheid wordt 100%. In de buitenlucht kan dit gebeuren in de vorm van dauw. Als het dauwpunt onder het vriespunt ligt is dit in de vorm van rijp en wordt gesproken van de rijptemperatuur. Hoe hoger de luchtvochtigheid, hoe dichter het dauwpunt ligt bij de temperatuur van de lucht. Bij een hogere luchtvochtigheid is de lucht al bijna verzadigd en hoeft deze nog maar weinig te worden afgekoeld om te condenseren. Bij een relatieve luchtvochtigheid van 100% is het dauwpunt dan ook gelijk aan de luchttemperatuur. Het dauwpunt kan worden bepaald aan de hand van het verschil tussen de natteboltemperatuur en de drogeboltemperatuur.In de meteorologie is dauwpunt een belangrijke parameter van het weer. Zo wordt het dauwpunt gebruikt voor de berekening van de wolkenbasis, de kans op mist en mogelijke ijsvorming op vliegtuigen tijdens de vlucht. Een hoog dauwpunt zorgt ook voor een grotere kans op onweersbuien. Warme lucht stijgt en komt in een koudere omgeving terecht. Bij een hoog dauwpunt condenseert de luchtmassa al snel en ontstaan wolken. Hierbij komt condensatiewarmte vrij waardoor de lucht waarin de waterdamp zich bevindt minder snel afkoelt dan de omgeving (latente warmte). Hierdoor stijgt de lucht nog verder. Bij een hoog dauwpunt in combinatie met een onstabiele atmosfeer is er aan de onderkant van de wolk lang aanvoer van vochtige lucht mogelijk, waardoor de typische aambeeldvormige onweerswolk cumulonimbus kan ontstaan.
Daarnaast is het dauwpunt een belangrijke factor voor de beleving van het weer. Bij een hogere temperatuur produceert het menselijk lichaam zweet. Voor de verdamping hiervan is warmte nodig, welke onttrokken wordt aan het lichaam, dat zo afkoelt. Bij een dauwpunt hoger dan 15 °C is de luchtvochtigheid al zo hoog dat verdamping niet zo gemakkelijk meer gaat. Het lichaam koelt dan moeilijker af, waardoor het weer als warm en vooral ook als benauwd wordt ervaren. De beleving hiervan is afhankelijk van gewenning; inwoners van gematigde streken ervaren een dauwpunt van 15 °C al als onprettig, terwijl inwoners van de tropen een dauwpunt van meer dan 20 °C

Комментарии

Информация по комментариям в разработке