Cassatievlog

Описание к видео Cassatievlog

Hoge Raad 24 december 2021 (verzoeker/Heineken)
ECLI:NL:HR:2021:1974

Paul Tanja vertelt over het arrest van de Hoge Raad over huurkorting in corona-tijd. Kan een huurder van bedrijfsruimte huurprijsvermindering krijgen als hij door de coronamaatregelen zijn pand niet meer rendabel kan exploiteren?

Ga naar https://cassatieblog.nl en schrijf je in voor onze wekelijkse nieuwsbrief. Zo ben je altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de civiele cassatierechtspraak in Nederland.

Uitspraak Hoge Raad:
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitsp...

--------------------------------------------

Deze zaak gaat over olieverontreiniging door een aanvaring door een schip met een steiger in de Rotterdamse haven.

Daardoor was aanzienlijke schade ontstaan bij de Staat, andere reders en havenbedrijven, onder andere door het opruimen van de olie en vertraging doordat een deel van de haven niet kon worden gebruikt. In totaal ging het om ongeveer € 80 mln.

De aansprakelijke reder probeert in deze verzoekschriftprocedure zijn aansprakelijkheid te beperken volgens de complexe internationale regels voor aansprakelijkheid voor schepen.
Daarvoor bestaan twee mogelijkheden op basis van verdragen. De eerste mogelijkheid gaat het verst en beperkt de schade tot ongeveer € 17 mln. De tweede tot ongeveer € 19 mln. In het laatste geval is echter het Internationale Fonds voor het meerdere aansprakelijk.

Het Fonds had daarom ook een belang in deze procedure, maar was in feitelijke instanties niet verschenen.

In cassatie probeert het Fonds dat wel en met succes.

Deze zaak is in bredere zin van belang omdat de Hoge Raad de zaak niet beslist op basis van de net genoemde verdragen, maar op grond van het commune procesrecht. Deze beslissing is dus van belang voor alle verzoekschriftprocedures.

Voor het beroep in cassatie in verzoekprocedures bepaalt art. 426 lid 1 Rv volgens de Hoge Raad dat van beschikkingen cassatie kan worden ingesteld door degenen die in een van de vorige instanties verschenen zijn.

De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen volgens de Hoge Raad echter mee dat de woorden ‘in vorige instanties verschenen’ in art. 426 Rv het instellen van cassatieberoep niet uitsluiten als een belanghebbende buiten zijn schuld niet is verschenen.

De Hoge Raad constateert verder dat het Fonds belanghebbende is en dat het Fonds ook niet eerder als belanghebbende is opgeroepen of gehoord. Daarom is het volgens de Hoge Raad buiten zijn schuld niet in de vorige instantie verschenen.

Dat het Fonds wist of had kunnen weten van het hoofdgeding tussen de aansprakelijke reder en diverse belanghebbenden, maakt dat volgens de Hoge Raad niet anders. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat het Fonds niet ambtshalve moest worden opgeroepen.

De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen dus volgens de Hoge Raad mee dat art. 426 lid 1 Rv beroep of verweer in cassatie niet uitsluit, ondanks dat het Fonds niet eerder was verschenen.

Het Fonds kon daarom nog in cassatie als belanghebbende worden toegelaten en kon bovendien ook incidenteel cassatieberoep instellen.

Комментарии

Информация по комментариям в разработке