Goed Bezig 20 [Super tekrar/Herhaling: Perfectum-zijn & hebben]

Описание к видео Goed Bezig 20 [Super tekrar/Herhaling: Perfectum-zijn & hebben]

https://quizlet.com/_b5eoh9?x=1qqt&i=...

Goed Bezig Les 20
O güzel bir kitap. Het is een leuk boek.
Bu güzel bir kitap mı? Is dit een leuk boek?
Güzel bir kitap görüyorum. Ik zie een leuk boek.
Güzel bir kitabımız var. We hebben een leuk boek.
Güzel bir kitap istiyor. Ze wil een leuk boek.
Güzel bir kitap okuyoruz. We lezen een leuk boek.
Güzel bir kitap okuduk. We hebben een leuk boek gelezen.
Güzel bir kitap satın aldı. Hij heeft een leuk boek gekocht.
Güzel bir kitap gördüm. Ik heb een leuk boek gezien.
Güzel bir kitap bulmuşlar/buldular. Ze hebben een leuk boek gevonden.
Hüseyin güzel bir kitap okudu. Hüseyin heeft een leuk boek gelezen.
Güzel bir kitap okuyor musun? Lees je een leuk boek?
Güzel bir kitap görüyor musunuz? Zien jullie een leuk boek?
Güzel bir kitap satin alıyor mu? Koopt ze een leuk boek?
Güzel bir kitap ister misin? Wil je een leuk boek?
Güzel bir kitap okumak ister misin? Wil je een leuk boek lezen?
Güzel bir kitabınız var mı? Hebben jullie een leuk boek?
Güzel bir kitap okudunuz mu? Hebben jullie een leuk boek gelezen?
Güzel bir kitap satin alacagim. Ik ga een leuk boek kopen.
Güzel bir kitap odunc alacagim. Ik ga een leuk boek lenen.
Güzel bir kitap bulacagim. Ik ga een leuk boek vinden.
Bu okuması hos bir kitap. Dit is een leuk boek om te lezen.
O okumasi hos bir kitap mı? Is het een leuk boek om te lezen.
Onu okumasi hos bir kitap olarak buluyorum. Ik vind het een leuk boek om te lezen.
Biz burada daha once hic bulunmadık. (buraya hic gelmedik) We zijn hier nog nooit geweest.
O durdu. Hij is gestopt.
Güzel olmuşsun. Jij bent mooi geworden.
Onu unuttum. Ik ben het vergeten.
Onu yaptım/Muvaffak oldum. Het is me gelukt.
Okumayı başardık. Het is ons gelukt om te lezen.
İlker iyi iş çıkarmış. (iyi yapti) Ilker heeft het goed gedaan.
İyi bir iş çıkardın. (iyi yaptin) (Je hebt het) goed gedaan.
Elma yedim. Ik heb een appel gegeten.
Onlar yediler. Ze hebben gegeten.
Onu kendim yaptım. Ik heb het zelf gemaakt.
O onu kendi yapmadı. Ze heeft het niet zelf gemaakt.
O onu satın aldı. Ze heeft het gekocht.
Bir arabam vardı. Ik had een auto/Ik heb een auto gehad.
Onu dün gördük. Wij hebben haar gisteren gezien.
Dün seni görmedim. Ik heb je gisteren niet gezien.

Комментарии

Информация по комментариям в разработке