Hollandaca'ya ilk adimlar [18: 'Kunnen' Ders 2]

Hollandaca'da ''Kunnen'' fiilinin kullanımını kavradığınızda, ''moeten'', ''zouden'', ''mogen'', ''willen'', ''zullen'', ''gaan'' gibi tüm modal fiilleri çok kolay öğreneceksiniz.

Yeni ders yöntemimizi beğendiniz mi? (Maalesef sınıfta ekstra yerimiz yok ama)

Ik kan niet wachten.
Kunnen jullie morgen komen?
Wij kunnen morgen komen.
Kunnen we samen gaan?
Natuurlijk, dat lijkt me fantastisch!
Kunnen we vanavond afspreken?
Kunnen we dit weekend iets afspreken?
Kun je iets over jezelf vertellen?
Kunnen we vandaag even iets anders doen?
Kunnen we samen Nederlands oefenen?
Kun je me helpen met mijn uitspraak?
Kun je me helpen met mijn/deze opdracht?
Kan ik je pen even lenen?
Kan ik dit boek lenen?
Kun je me de link sturen?
Kan ik hier kopiëren of printen?
Kan ik een afspraak maken voor een paspoort?
Kan ik een afspraak maken met mijn advocaat?
Kan ik je iets laten zien?
Kan je het laten zien?
Kan ik mijn kind ziek melden?
Dit kan een goede kans zijn voor je.
Dit kan niet waar zijn.
Je kan me altijd/gerust bellen.
Kan ik een afspraak maken voor vanmiddag?
Ik kan hem niet bereiken.
Kunnen we om 8 uur afspreken?
Ik kan je helaas nu niet helpen.
Ik kan nu niet praten?
Kan ik je later (terug)bellen?
Kun je het vandaag doen?
Dat kan!
Kun je het binnen één uur doen?
Dat kan (helaas) niet!
Ik kan morgen niet.
Morgen kan ik niet.
Hoe kan/kon dat?
Kun jij morgen?
Kun je niet?
Kun jij even?
Kan het wat later?
Kan het wat eerder?
Kan je wat eerder?
Kan het ook wat eerder/later?
Kan ik naar buiten (gaan)?
Kan het 20 euro?
Kan de prijs misschien wat lager?
Kan jij ook morgen?
Ik kan vandaag niet.
Vandaag kan ik niet.
Morgen kan ik wel.
Ik kan morgen wel.
Wij kunnen ook volgende week.
Kan ik vandaag eerder naar huis?
Ik kan niet eerder.
Hoe kan ik je helpen?
Waarmee kan ik je helpen?
Wie kan me helpen?
Hoe laat kunnen we beginnen?
Wanneer kunnen we weer afspreken?
Wanneer kunnen jullie langskomen?
Waarom kan het niet?
Waarom kan hij niet komen?
Wat kan ik nu doen?
Hoe laat kan je hier zijn?
Waar kan ik het vinden?
Waar kan ik hem zien?
Wie kan het regelen?
Wie kan morgen komen?
Waar kan ik een taalmaatje vinden?
Waar/Hoe vind ik een taalmaatje?
Hoe kan ik een studie/opleiding kiezen?
Hoe kies ik een studie?
Waarover kunnen we praten?